Bij het installeren en reinigen van de lens kan elk stukje kleverig materiaal, zelfs nagelsporen of oliedruppels, de absorptie van de lens verhogen en de levensduur verkorten. Daarom moeten de volgende voorzorgsmaatregelen worden genomen:
1. Installeer lenzen nooit met blote vingers. Draag handschoenen of rubberen handschoenen.
2. Gebruik geen scherpe instrumenten om krassen op het lensoppervlak te voorkomen.
3. Raak de film niet aan wanneer u de lens verwijdert, maar houd de rand van de lens vast.
4. Leg de lenzen op een droge, schone plek om te testen en te reinigen. Een goed tafeloppervlak moet meerdere lagen schoonmaakpapier of een wattenstaafje hebben, en meerdere vellen schoonmaakpapier voor lenzen.
5. Gebruikers moeten voorkomen dat ze over de lens praten en moeten eten, drinken en andere mogelijke verontreinigingen uit de werkomgeving houden.
Correcte reinigingsmethode
Het enige doel van het reinigen van lenzen is om verontreinigingen van de lens te verwijderen en geen verdere verontreiniging en schade aan de lens te veroorzaken. Om dit doel te bereiken, moeten vaak relatief minder risicovolle methoden worden gebruikt. De volgende stappen zijn hiervoor ontworpen en dienen door gebruikers te worden gevolgd.
Ten eerste is het noodzakelijk om met een luchtbal de floss van het oppervlak van het onderdeel te blazen, met name de lens met kleine deeltjes en floss op het oppervlak. Gebruik echter geen perslucht van de productielijn, omdat deze lucht olie- en waterdruppels bevat, wat de vervuiling van de lens zal versterken.
De tweede stap is het aanbrengen van aceton om de lens lichtjes te reinigen. Aceton op dit niveau is bijna watervrij, wat de kans op lensverontreiniging verkleint. Wattenstaafjes gedrenkt in aceton moeten onder licht worden gereinigd en in cirkels worden bewogen. Vervang een wattenstaafje zodra het vuil is. Reinig de lens in één keer om te voorkomen dat er golfstreepjes ontstaan.
Als de lens twee gecoate oppervlakken heeft, zoals een lens, moet elk oppervlak op deze manier worden gereinigd. De eerste kant moet ter bescherming op een schoon vel lenspapier worden gelegd.
Als aceton niet al het vuil verwijdert, spoel dan af met azijn. Reinigen met azijn gebruikt een oplossing van vuil om vuil te verwijderen, maar is niet schadelijk voor de optische lens. Deze azijn kan van experimentele kwaliteit zijn (verdund tot 50%) of huishoudazijn met 6% azijnzuur. De reinigingsprocedure is hetzelfde als reinigen met aceton: gebruik vervolgens aceton om de azijn te verwijderen en de lens te drogen. Vervang regelmatig de wattenbolletjes om het zuur volledig te absorberen en te hydrateren.
Als het lensoppervlak niet volledig gereinigd is, gebruik dan polijstmiddel. Polijstmiddel bestaat uit een aluminiumpolijstpasta met een fijne korrel (0,1 μm).
De witte vloeistof wordt gebruikt met een wattenschijfje. Omdat deze polijstreiniging mechanisch slijpen is, moet het lensoppervlak in een langzame, drukloze, lus worden gereinigd, niet langer dan 30 seconden. Spoel het oppervlak af met gedestilleerd water of een wattenschijfje gedrenkt in water.
Nadat de polish is verwijderd, wordt het lensoppervlak gereinigd met isopropylalcohol. Isopropylethanol houdt de resterende polish in een suspensie met water en verwijdert deze vervolgens met een wattenschijfje gedrenkt in aceton. Als er nog resten op het oppervlak zitten, was het dan opnieuw met alcohol en aceton tot het schoon is.
Natuurlijk kunnen sommige verontreinigende stoffen en lensschade niet worden verwijderd door reiniging, met name de verbranding van de filmlaag veroorzaakt door metaalspatten en vuil. Om de goede prestaties te herstellen, is de enige manier om de lens te vervangen.
Correcte installatiemethode
Als de installatiemethode niet correct is, raakt de lens vervuild. Volg daarom de eerder genoemde procedures. Als een groot aantal lenzen moet worden geïnstalleerd en verwijderd, is het noodzakelijk om hiervoor een bevestigingssysteem te ontwerpen. Speciale klemmen kunnen het contact met de lens verminderen en zo het risico op verontreiniging of beschadiging van de lens verkleinen.
Bovendien zal het lasersysteem niet goed werken of zelfs beschadigd raken als de lens niet correct is geïnstalleerd. Alle CO2-laserlenzen moeten in een bepaalde richting worden gemonteerd. De gebruiker moet daarom de juiste oriëntatie van de lens controleren. Zo moet het hoogreflecterende oppervlak van de uitgangsspiegel zich in de holte bevinden en het hoogpermeabele oppervlak erbuiten. Als dit andersom is, produceert de laser geen laser of een laser met lage energie. De bolle zijde van de uiteindelijke focuslens is naar de holte gericht en de andere zijde door de lens is concaaf of vlak, wat het werk afhandelt. Als dit andersom is, wordt de focus groter en verandert de werkafstand. Bij snijtoepassingen resulteert dit in grotere spleten en een lagere snijsnelheid. Reflectoren zijn het derde veelvoorkomende type lens en de installatie ervan is ook cruciaal. Natuurlijk is het met een reflector gemakkelijk om de reflector te identificeren. Uiteraard is de coatingzijde naar de laser gericht.
Fabrikanten markeren de randen doorgaans om het oppervlak te identificeren. Meestal is de markering een pijl, die naar één kant wijst. Elke lensfabrikant heeft een systeem voor het labelen van lenzen. Bij spiegels en uitgaande spiegels wijst de pijl over het algemeen naar de andere kant van de hoogte. Bij een lens wijst de pijl naar een concaaf of plat oppervlak. Soms herinnert het lenslabel u aan de betekenis van het label.
Plaatsingstijd: 24-12-2021




